
Leerbiografie
Ik begon op de kleuterschool en lagere school de prof. J.C.Kapteynschool in de Heymanslaan in Groningen. De lagere school was een school met een ‘hoger leerplan’, volgens mij toen een ‘hogere leesplank’. Een hele strenge school. Rechtop in het bankje, knietjes tegen elkaar, armpjes over elkaar en vinger opsteken als je iets wilde vragen natuurlijk. Een hele strenge juf die ik 3 jaar had, juf Roelfsema. Voor handwerken juf Borema, dat wil zeggen de meisjes. De jongens hadden natuurlijk handenarbeid. Zo ging dat. Je moest met rechts schrijven, schrijven met een vloeitje en je schriftje een beetje schuin, en we schreven met een vulpen, nadat we met potlood hadden leren schrijven. Een ouderwetse school en ik vond het prima. Netjes in rijtjes opstellen en hand in hand naar binnen. ’s Morgens rekenen, tekenen, buiten spelen. Iedere dag hetzelfde. Lekker duidelijk. Als m’n moeder dus vroeg wat we hadden gedaan was het “rekenen, tekenen, buiten spelen. Na 3 jaar hingen we verhuizen en ik ging naar de bootschool in het Reitdiep. Iets vrijer en ook prima. Een apart rijtje voor de kinderen die ‘beter konden leren’. Met z’n 10-en zaten we in dat rijtje en mochten zelf ons werk nakijken. Dat vond ik geweldig. Een stukje verantwoordelijkheid. Hoe klein ook, voor mij was het heel wat na die strenge school waar alles geregeld was. Daarna ging ik naar de HAVO, het Wessel. Een leuke christelijke middelbare school. Alles goed georganiseerd en geregeld maar niet vervelend. Ik vond het er gezellig. Na 3 jaar weer verhuizen. We gingen naar Leek, naar de scholengemeenschap daar. We huisden in barakken. Ik vond het niks. Zat in de 4e klas en mocht niet meer tekenen als examenvak houden omdat ze dat daar niet hadden. Ik moest geschiedenis kiezen waar ik echt niets aan vond. Maar daar vergiste ik me in. Het was een geweldig vak met een geweldige docent. Klaas Hoekstra vertelde zo mooi dat je je in de geschiedenis waande. Je zag het voor je en snapte alles. Wat een verteller. Als je zo kon lesgeven was leraar toch wel een mooi vak. We kwamen er thuis, gingen met z’n allen naar het vennetje waar ‘de witte wieven’ verbleven terwijl Klaas vertelde over geesten, heksen en verbrandingen. Hij zei me in het examenjaar dat ik het onderwijs in moest gaan. Hij vond me daar uitermate geschikt voor. Ik weet niet waarom hij dat dacht en ik zag het toen helemaal niet zitten. Uiteindelijk heeft hij helemaal gelijk gekregen. Na mijn opleiding diëtetiek zag ik in dat ik niet geschikt was om in een ziekenhuis of zorginstelling te werken en heb toen er een vacature kwam als docent aan de streekschool in Leeuwarden gesolliciteerd. Er werd een docent diëtetiek gevraagd dus daar had ik geluk mee. Ik heb toen zo snel mogelijk mijn didactische aantekening gehaald en later het diploma. Maar begon dus zonder bevoegdheid.
Gewoon maar beginnen, dus in het diepe springen. Lesgeven aan BBL leerlingen, namelijk instellingskoks. Vroeger kon dat nog. Nu zou dat onbestaanbaar zijn. Maar ik had gelukkig collega’s die in me geloofden. Met name mijn toenmalige collega Jacques Drenth. Ik heb veel aan hem gehad. Hij heeft me vertrouwen gegeven. Later heb ik wel gedacht “die arme leerlingen die me in het begin hadden”.In de loop der jaren doe je natuurlijk ervaring op en leer je tijdens het werken bij. Na een aantal jaren kreeg ik wel de behoefte mijn kennis uit te breiden op het gebied van didactiek en pedagogiek en heb ik trainingen en cursussen gevolgd op dat gebied. Inmiddels werkte ik in Groningen aan de streekschool voor deeltijd KMBO. Ook daar gaf ik les aan BBL leerlingen. BBL vond en vind ik de mooiste manier om een “vak” , een ambacht, te leren. De streekschool was een levensechte school zoals het werd beschreven.
Na een aantal jaren werd ik coördinator. Niet omdat ik het niet meer leuk vond les te geven maar het leek me geweldig zelf dingen te kunnen regelen. Het was in het begin wel lastig want ineens sta je ‘boven’ je collega’s. Intervisie en supervisie hebben me geholpen gedurende mijn loopbaan daar een weg in te vinden ook toen ik nog later teammanager werd.
In de jaren 90 begonnen we met CGO. In die tijd heel modern en we zagen het helemaal zitten. We werden geïnspireerd door het gedachtegoed van Alex van Emst, voormalig directeur van APS die een studiedag begeleidde. Hij had een boek geschreven dat heet ‘Koop een auto op de sloop’. Het idee was: koop een auto op de sloop, repareer hem, zorg dat ie door de keuring komt en je hebt je diploma verdiend als hij wordt goedgekeurd. En ga een avondje karten van de opbrengst als je hem verkoopt. Als je leerlingen zo iets zouden aanleren zouden ze geïnspireerd raken en meer leren. Ook een voorstelling later over dit onderwerp dat ging over het motiveren van studenten zette me aan het denken. Leerlingen moesten zelf een leervraag hebben. Dan zouden ze pas echt iets leren omdat ze het zelf willen.
Het ging om natuurlijk leren. Omdat we in het mbo wel te maken hadden/hebben met ongemotiveerdheid, uitval en hoge werkdruk sprak dit me aan. Natuurlijk leren of ook wel Paradigma B. In paradigma B wordt er geleerd volgens de leer van het sociaal constructivisme. Kennis is subjectief en iedere leerling kan zijn eigen kennis vormen. Leerlingen zouden zelf willen conformeren. Het oude leren, het zogenoemde paradigma A, staat hier lijnrecht tegenover. Hier wordt gesproken van objectieve kennis, kennisoverdracht, onderwijzen en de leerkracht is de werkmeester. Leren voor later in plaats van voor nu.
We hebben als klein team destijds rigoureus het roer omgegooid. Je kunt nu eenmaal niet voor 50% natuurlijk leren. Het gebouw werd verbouwd, grote open ruimtes, groepswerk, individueel, computers deden hun intrede en het lesmateriaal werd vernieuwd. Geen lokalen, geen lessen, geen leerkrachten en geen proefwerken meer. Maar wel prestaties, presentaties, portfolio's waarin de competenties worden vastgelegd en leerkrachten die begeleiders heetten. We begonnen zeer enthousiast en de leerlingen ook. Toch kwamen na verloop van tijd haarscheurtjes. Er zat volgens sommige deskundigen ook helemaal geen wetenschappelijke onderbouwing onder. De Groningse hoogleraar onderwijzen en leren Greetje van der Werf had haar bedenkingen erover. Ze zei het volgende erover``Scholen voeren een grote verandering in het onderwijs door zonder de gevolgen te overzien. En het valt nog te bezien of het overbrengen van kennis op de oude manier zo beperkt is als nu wordt voorgesteld door de aanhangers van het nieuwe leren. Ik vind het nieuwe leren meer ideologie dan een goed onderbouwde onderwijstheorie. Ik denk dat een hoop leerkrachten en directies er aan zijn begonnen nadat ze waren vastgelopen in hun vak. Het nieuwe of natuurlijk leren biedt dan met al zijn mooie theorieën weer perspectief. Je ziet ook dat het nieuwe leren als eerste werd ingevoerd op de moeilijkste scholen. Men stond daar met zijn rug tegen de muur. Maar dat alles zegt niets over de effecten van het nieuwe leren.”
Het heeft naar mijn idee wel de dingen in beweging gezet. Het bleek dat het onderwijs best wel wilde veranderen. En er werd nagedacht over hoe leerlingen te motiveren. Ze hoefden niet alleen te luisteren en schrijven want dat motiveerde in ieder geval niet. Ze moesten doen, en het zijn in het mbo vooral doeners. Ik kan me nog goed herinneren dat ik in het begin, als ik een leerling niets zag doen, dacht: hij doet helemaal niets! En me daarna realiseerde dat dat ook zo was in de oude structuur, alleen dan was het goed. Hij moest luisteren. Je kon niet zien of hij wel of niet luisterde. Maar als er in groepjes of individueel gewerkt moest worden viel het op.
Misschien was het een brug te ver, bood het te weinig structuur. Voor ons sloot het natuurlijk leren aan op meer competentiegericht leren, op voorbereiding op de beroepspraktijk. We hebben er uitgehaald wat er voor ons aan nuttigs in zat en zijn langzamerhand overgestapt op een meer beheersbare manier. Toch wat meer structuur maar wel met als uitgangspunt: de praktijk is leidend!
Onderwijs vind ik geweldig leuk. Je verveelt je nooit. Maar minder inspiratie zie je ontstaan door alle bureaucratie die zijn intrede heeft gedaan in het onderwijs. Ik heb het leren accepteren, maar het wordt nooit een hobby. Het haalt de passie onderuit en de energie weg als je niet oppast. Zoveel regeltjes en dingen die moeten motiveren niet echt. Het is het enige in het onderwijs dat ik minder leuk vind. Ik zie collega’s ook zuchten onder die regellast. De ‘emailterreur’, vergaderingen die eindeloos lijken te duren etc. het haalt de passie weg en dat geeft nu juist energie. Maar de leerlingen inspireren altijd en geven ook energie. Ondanks alle veranderingen is er één constante: leerlingen: lastige, leuke, brutale, leergierige, slimme, gouden handjes, serieuze, grappige. Daar doe je het voor. En als je dan bij de diploma uitreiking al die trotse gezichten ziet kun je met een goed gevoel de vakantie weer in.
“I believe that education is a process of living and not a preparation for future living”. (Dewey, 1959, p.22)
Maak jouw eigen website met JouwWeb